Home » Over Waarheid aan zijn zoon Tat

Over Waarheid aan zijn zoon Tat

Print Friendly, PDF & Email

<Goto: Philosophy –> Contents>

Iemand die een diep inzicht had was Hermes Trismegistos, die duizenden jaren geleden zijn beroemde ‘Goddelijke Pymander’ schreef. Ik laat hem aan het woord:

(Uit: Het Vijftiende Boek van Hermes Trismegistus)

 

Over Waarheid aan zijn zoon Tat

 

(1) Hermes: Over Waarheid, o Tat, is het niet mogelijk dat door de onvolmaakte mens, die is samengesteld uit onvolmaakte leden en die als zijn woning verschillende lichamen heeft, op betrouwbare wijze gesproken wordt.

(5) H: En als in het begin onze constitutie geen waarheid in zich had, hoe zou behalve God de mens dan ooit Waarheid kunnen zien of spreken of begrijpen?

(6) H: Daarom, O Tat, is geen enkel ding op Aarde Waarheid, maar een weerspiegeling van waarheid; en dan nog lang niet alle dingen, want het zijn er maar weinige.

(7) H: Maar de andere dingen zijn Onwaarheid, en bedrog en meningen zoals de beelden van fantasie of verschijningen.

(8) H: En als de fantasie van boven af beïnvloed is, dan is het een weerspiegeling van de Waarheid, maar zonder die werking van boven blijft het een leugen.

(14) H: (…) De Waarheid bestaat in werkelijkheid helemaal niet op aarde, O Tat, want zij kan niet worden voortgebracht of gemaakt.

(15) H: Maar wat betreft de Waarheid; het kan zijn dat sommige mensen, aan wie God het vermogen van het juiste zien geeft, haar kunnen begrijpen.

(21) H: O, zoon, Waarheid is de meest volmaakte Deugd, en het hoogste Goede zelf, niet vertroebeld door de materie, niet omsloten door een lichaam, het naakte, heldere, onveranderlijke, eerbiedwaardige Goede.

(22) H: Maar de dingen die bestaan, O zoon, zijn zichtbaar, niet in staat tot het Goede, vergankelijk, voorbijgaand van aard, vallen uiteen, zijn veranderlijk en veranderen voortdurend, en ontstaan uit elkaar.

(24) H: Want alles dat verandering ondergaat is een leugen; door te veranderen toont het ons steeds weer andere verschijningsvormen.

(25) Tat: Is de mens niet waar, O vader?

(26) H: Voor zover hij een mens is, is hij niet waar, zoon; want dat wat waar is, bestaat alleen uit zichzelf en blijft en verblijft overeenkomstig zichzelf, zoals het is.

(27) H: Maar de mens bestaat uit vele dingen en wordt veranderd, eeuw na eeuw, idee na idee, of van de ene vorm in de andere; en dit. terwijl hij zich nog steeds in zijn stoffelijk voertuig bevindt.

(35) Tat: Moeten we dan zeggen, Vader, dat alleen de Zon die in afwijking van de aard van andere dingen, niet verandert, maar overeen­komstig zichzelf verblijft, Waarheid is?

(36) H: Deze is Waarheid, en daarom is de constructie van de Wereld alleen aan hem toevertrouwd, en bestuurt en maakt hij alle dingen en is hij degene wiens Waarheid ik zowel vereer als bewonder; en na het Ene, en Eerste erken ik hem als de Arbeider.

(37) Tat: Wat beschouwt u dan als de eerste Waarheid, vader?

(38) H: Het Ene en Enige, O Tat, is dat wat niet uit materie bestaat, dat zich niet in een lichaam bevindt, wat geen kleur heeft, geen getal of vorm, wat onveranderlijk, en altijd is; maar Onwaarheid, o zoon, is bedorven.

(48): De dingen die te voren bestaan, die zijn en die veranderen, zijn onwaar.

(49) H: Begrijp deze dingen aldus als valse verrichtingen, O zoon, die hun afhankelijkheid hebben van boven, zelfs van de Waarheid zelve.

(50) H: En dat zo zijnde bevestig ik dat Onwaarheid het Werk is van Waarheid.

Einde van het vijftiende boek