Home » Wat is theosofie?

Wat is theosofie?

Print Friendly, PDF & Email

**

Het woord theosofie is een samengesteld woord dat vertaald kan worden als goddelijke wijsheid, wijsheid omtrent het goddelijke of wijsheid van de goden. Theosofie is geen moderne uitvinding, maar is de wijsheid die altijd al bestaan heeft. Zij heeft in alle tijden de grondslag en oorsprong gevormd van de waardevolle filosofische en religieuze stromingen die de mensheid rijk was en is. In heel veel verschillende vormen heeft zij zich aan ons gemanifesteerd, maar de kern is steeds dezelfde.

Bestaat er zoiets als God of als goden? In ieder geval bestaan er vele voorstellingen van het hoogste, het mooiste, het meest wijze en het meest goede wat een mens zich kan denken. Er zijn altijd in iedere cultuur mensen geweest die zich serieus hebben afgevraagd wat dit allerhoogste, mooiste, wijste of beste is en velen van hen hebben geprobeerd zich daarmee te vereenzelvigen en het worden. Mensen leggen die ideeën vast in de vorm van verhalen en mythologieën, waarin hogere wezens, God of goden een allesoverheersende rol spelen. In ons dagelijks leven stellen we onszelf allemaal een ideaalbeeld van hoe we zouden willen zijn, zij het dat dit niet altijd het allerhoogste en mooiste is. Maar als mensen voortdurend een werkelijk verheven ideaalbeeld koesteren, ligt het dan ook niet voor de hand dat er mensen zijn die dit in meerdere of mindere mate verwezenlijken? Aldus, zo zegt men, kunnen de mensen, door hun beeld en hun streven steeds verder te ontwikkelen, tenslotte goden worden.

De theosofie leert inderdaad dat er hogere wezens bestaan dan de gewone mens en wel in vele gradaties. Samen vormen zij een hiërarchie in de letterlijke betekenis van het woord: een rangorde van heilige wezens. Bijzondere aandacht en waardering vindt men in de theosofische literatuur voor de zogenaamde hiërarchie van mededogen. Deze bestaat uit al die wezens die ooit mensen zijn geweest, in recent dan wel zeer ver verleden, maar die hun eigen verdere ontwikkeling hebben opgeschort om zich geheel te kunnen wijden aan het helpen van degenen die nog niet zover zijn. Zij zijn degenen die de mensheid steeds weer impulsen geven om een geestelijk te betreden. Ongetwijfeld doen de meesten van hen hun werk in stilte, maar enkelen zijn aan ons bekend in figuren als Jezus, de boeddha, Hermes en anderen.

Het gebruik van termen als ‘goden’ en ‘hogere wezens’ die in onzichtbare gebieden leven, zal wellicht bij sommigen weerstand oproepen. U vraagt zich misschien af of u dit allemaal maar moet geloven. Het antwoord daarop is nee. De theosofie wil voor ieder individueel een handreiking geven voor geestelijke, onzelfzuchtige bovenpersoonlijke ontplooiing. Iemand iets te willen doen geloven dat geen weerklank vindt in zijn of haar hart of verstand, is eerder een obstakel op de weg naar geestelijke ontwikkeling, dan een hulp. Het is echter altijd zinvol om een gedachte te onthouden en misschien een later tijdstip in overweging te nemen, want men herkent er later wellicht waarden in die men op dit moment niet het herkent.

Het is, denk ik, voor iedereen wel aanvaardbaar dat er in de mens waarden en waarheden zijn die van een hogere orde zijn dan de alledaagse theorieën, meningen en geldende sociale waarden. Wanneer men ernaar streeft die hogere waarden te leren kennen en probeert ze in praktijk te brengen, heeft men de eerste stap op het geestelijk pad gezet.

Hoe kan het idee van het bestaan van goden en goddelijke wijsheid ons hierbij van dienst zijn? Zoals reeds gezegd spreekt men van vele klassen van hogere wezens of goden als ‘de hiërarchie van mededogen’. Onze meest directe helpers zijn diegenen die in hun evolutie nog het dichtst bij ons staan, relatief volmaakte mensen, die het pad van onzelfzuchtige geestelijke ontplooiing vroeger dan wijzelf hebben betreden. Zij zijn achter de schermen de oprichters van de theosofische en andere waarachtig geestelijke bewegingen, en worden met verschillende termen aangeduid, zoals mahatma’s of meesters van wijsheid en mededogen. Hun voornaamste doel is de gedachte te verspreiden dat broederschap een feit is in de natuur en dat er een zuiver en verheven pad bestaat dat iedereen kan gaan: het pad van onzelfzuchtigheid.

In de bovenstaande alinea zijn een viertal sleuteltermen van de theosofie genoemd, en als u die onthoudt, bewaart u daarmee de essentie van deze voordracht. Het zijn: wijsheid, mededogen, broederschap en onzelfzuchtigheid. Zulke begrippen zijn gemakkelijker uitgesproken dan gerealiseerd. Hoewel deze termen eigenlijk voor zichzelf spreken, behoeven ze toch enige toelichting.

Ten eerste broederschap. De theosofische beweging baseert zich op het feit, dat geestelijke broederschap een werkelijkheid is en tot het wezen van de dingen behoort. Broederschap betekent letterlijk dat we afkomstig zijn uit dezelfde ouder. In geestelijke zin betekent dit dat alle leven afkomstig is uit één en dezelfde bron, uit een en dezelfde oorsprong en dat alles wat bestaat in feite is opgebouwd uit dezelfde elementen. We zijn allen geworteld in dezelfde kosmische essentie. Dat houdt in dat we in alle aspecten van ons wezen hecht met elkaar verbanden zijn. Al onze gevoelens, al onze gedachten, al wat zich in ons innerlijk afspeelt beïnvloedt en wordt beïnvloed door al het andere. De praktische consequentie van broederschap is niet alleen dat we al onze medemensen als broeders en zusters dienen te beschouwen en ze aldus tegemoet treden, maar dat we een grote verantwoordelijkheid hebben voor ons denken en voelen en handelen zelfs al gebeurt dat op zo’n manier dat niemand buiten onszelf ervan weet of vermoedt. Zo kunnen we door het in stilte koesteren van werkelijk edele gedachten, toch een bijdrage leveren aan het welzijn van het geheel. Het spreekt vanzelf dat hieruit een grote verantwoordelijkheid voortvloeit.

Broederschap betekent dus de eenheid en verbondenheid van al het bestaande. Dit wordt door de theosofische organisaties als zo essentieel beschouwd, dat het erkennen van dit feit van broederschap als enige voorwaarde wordt gesteld om zich officieel theosoof te mogen noemen.

Het tegengestelde van broederschap is wat genoemd wordt ‘de Grote Illusie’ of de illusie van afgescheidenheid. Dit omhelst het idee, dat de ik, het ego, een op zichzelf staand, onafhankelijk iets is. Het gevolg is dat men gaat denken dat men dingen voor het welzijn van zichzelf alleen kan doen, wat leidt tot egoïsme of zelfzucht. De handelwijze die echter in overeenstemming is met broederschap is precies het tegenovergestelde: het is het beoefenen van onzelfzuchtigheid. Deze term behoeft toelichting. Het is echter weer makkelijker gezegd dan gedaan. Het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid is, tenzij men tot de zeer moedige mensen behoort, een kwestie van langdurig streven en herhaaldelijk falen. Er liggen vele subtiele trucs van de ego op de loer om ons te misleiden. Toch is dit het pad dat uiteindelijk leidt tot meesterschap.

Het beoefenen van onzelfzuchtigheid leidt tot het ontwikkelen van mededogen. Mededogen iets anders dan medelijden. Mededogen is vrij van sentimentaliteit. Het de oprechte wens de oorzaak van alle lijden te willen wegnemen. Het gaat dan niet in de eerste plaats om het bestrijden of verzachten van gevolgen, maar veeleer om het wegnemen van de onwetendheid die de eerste oorzaak is van elke vorm van lijden, of dit nu lichamelijk , psychisch of mentaal lijden betreft. In de ogen van een boeddha, lijdt ieder van ons, ook al vinden we zelf dat we het best naar ons zin hebben. Door onze onwetendheid verkeren we voortdurend in een toestand van geestelijke verdoving en maken steeds weer fouten die aanleiding geven tot nieuw lijden voor onszelf en anderen. Dit kan ook niet anders want het is de enige mogelijke weg om tot volledig zelfbewustzijn te komen. Lijden is de noodzakelijke begeleider op ons pad van evolutie of zelfontplooiing. Mededogen behelst daarom de wens ieder wezen op zijn pad van eeuwenlange evolutie te helpen onwetendheid te boven te komen. Niemand kan echter het pad voor iemand anders gaan. De theosofie is er om er op te wijzen dat er een pad bestaat dat de hogere aspecten van ons wezen tot ontwikkeling brengt, waardoor we onze evolutie zelf ter hand kunnen nemen. Het pad heeft eindeloos veel subtiele aspecten. kan me enigszins len dat de meesters van mededogen een enorme onzelfzuchtigheid moeten hebben om hun eigen verdere ontwikkeling op te houden terwille van de b i jria hopeloze poging de egoistische op eigen bevrediging gerichte mensheid tot diepere inzichten te brengen.

Mededogen alleen kan niet veel uitrichten, indien het niet hand in hand gaat met wijsheid. Wijsheid is het inzicht in het wezen van de mens en de kosmos in alle aspecten en het doel van het bestaan, alsmede het onderscheidingsvermogen om die kennis op het juiste moment op de juiste wijze toe te passen. Om die wijsheid te ontwikkelen, bestaat er een theosofisch stelsel van leringen.

Tot nu toe heb ik over het zuiver ethische en daarmee het direct praktische aspect van de theosofie gesproken. Deze ethiek omvat zowel het gevoel als het verstand in de beste betekenis van die woorden. De theosofie heeft daarbij ook sterk intellectuele aspecten, omdat het intellect een van de krachtigste vermogens

die de mens heeft om door te dringen in de mysteriën van het zijn, en indien juist gebruikt, het ethisch handelen van de mens ondersteunt en verdiept. Daartoe is er het theosofische stelsel van leringen, dat de serieuze student voortdurend stof tot nadenken verschaft. Die leringen helpen haar of hem, steeds meer te gaan begrijpen van wie hij of zijwerkelijk is I waar men vandaan komt en wat; het doel en de z van het bestaan is. Er zijn weinig pasklare antwoorden, maar wel algemene principes. Door zich die eigen te maken zonder al te concrete voorbeelden, wordt de student gestimuleerd zijn of haar intuïtie te ontwikkelen. Onder intuïtie verstaan we het vermogen om te onderscheiden tussen wat juist is en wat onjuist, wat waar is en wat onwaar. De theosofische leringen bevatten weinig concrete en vaste meningen, want dan zou men, in plaats van de intuïtie te ontwikkelen, de neiging krijgen ieder nieuw idee waar men in het leven mee te maken krijgt alleen maar intellectueel te toetsen aan een dogmatisch geloofstelsel. Men moet echter leren f de toetssteen van waarheid niet buiten zichzelf, maar juist in zichzelf te zien. Intuïtie is geen gevoel. Daar wordt het nogal een mee f ook in het li spraakgebruik. Gevoel kan vaag of onjuist zijn. Echte intuïtie is echter werkelijk inzicht, een volkomen en helder weten, dat voorbij gaat aan gevoelens en intellectuele theorie. Dit is niet gemakkelijk te bereiken en wij geloven dan ook , dat dit wel vele mensenlevens in beslag zal nemen. Maar niemand belet ons, vandaag de eerste stap te zetten. Dit pad wordt in India aangeduid met de term jñānayoga, d.i. yoga door geestelijke kennis

Het is niet mogelijk hier eventjes het hele stelsel van theosofische leringen uit de doeken te doen. Men kan het zich alleen stap voor stap, met een misschien levenslang geduld, volledig eigen maken. Maar een aantal basisaspecten wil ik toch noemen.

Ten eerste is er de leer van de cyclussen. In de ruimste zin houdt deze leer in dat het universum onophoudelijk het toneel is van zich manifesterende en weer verdwijnende heelallen, ook wel vonken der eeuwigheid genoemd. Alles, maar dan ook alles, onderworpen aan deze cyclische wet van schijnbaar ontstaan en vergaan. Maar in werkelijkheid is er geen sprake van ontstaan en vergaan. is alleen een zich uitdrukken van geestelijke wezens in zelfgevormde voertuigen, die zij na verloop van tijd weer verlaten. Zoals een boom elk voorjaar nieuwe bladeren krijgt. Deze bouwen met behulp van stoffen uit de lucht en zonne-energie de bouwstoffen voor de verdere uitgroei van de takken van de boom. De essentie trekt zich uit het blad terug in de boom en in de herfst valt het blad af. uit de takken worden weer de bouwstoffen aangevoerd voor de groei van de bladeren van volgend jaar. Deze cyclische wet geldt universeel, voor planeten en zonnestelsels, voor atomen en melkwegstelsels, voor zichtbare en onzichtbare levensvormen. Daarom wordt er ook wel gesproken over de wet van wederbelichaming. Een voorbeeld van wederbelichaming is reïncarnatie. Ook wij mensen zijn geestelijke wezens, die via een reeks van processen de atomen rondom ons aantrekken die onze lichamen opbouwen. De atomen staan gedurende zekere ti in onze invloedsfeer. Zo helpt het hogere het lagere. Dan trekt de geestelijke mens zich terug, bevrijdt zich voor geruime tijd uit de stof om alle rust de ervaring van het stoffelijke bestaan te verwerken. Na verloop van tijd is het moment in de cyclus aangebroken, waarop een aantrekking gevoeld wordt tot terugkeer naar het stoffelijk gebied en vindt, als de juiste condities zich voordoen, reïncarnatie plaats. Natuurlijk valt over dit onderwerp ongelooflijk veel meer te zeggen, en indien u daar naar vraagt, kan een van ons er straks wellicht nader op ingaan.

In nauwe samenhang hiermee is er de leer van de evolutie. Bij iedere wederbelichaming is er sprake van ervaring en dus groei en van verdere ontplooiing. Ontplooiing is de letterlijke betekenis van het woord evolutie. Evolutie is niets anders dan het tot ontwikkeling brengen van wat in kiem al aanwezig is. Voor de mens is hetgeen wat tot ontwikkeling gebracht moet worden het denkvermogen en zelfbewustzijn. Dit is het doel van het bestaan. Tot op zekere hoogte is dit al gebeurd, maar is nog maar het begin. We zijn nog grotendeels gedompeld in onwetendheid over de ware aard van onszelf en het heelal waarin we leven. zijn we afkomstig uit dezelfde bron. Allemaal gaan we de lange pelgrimstocht door vele incarnaties. En toch zijn we allemaal verschillend, omdat iedere bewustzijnsvonk zijn eigen fundamentele karakteristiek heeft, met een Sanskrietterm svabhāva genoemd. Iedere karakteristiek is een aspect van het goddelijke waaruit we allemaal zijn voortgekomen.

Van een andere fundamentele leer hebben een aantal van u zeker gehoord: karma. Karma is de leer van oorzaak en gevolg, die geldig is op alle gebieden van de natuur. Op materieel, psychisch, mentaal of spiritueel gebied is niets van deze wet uitgezonderd. Natuurlijk weet iedereen dat oorzaak en gevolg op stoffelijk gebied geldt: Als een biljartbal een andere raakt,draagt de eerste zijn beweging over aan de tweede. Maar zij heeft evenzeer betrekking op het denken en op psychische gebieden. De wet van oorzaak en gevolg heeft speciale betekenis op ethisch gebied. Karma is te omschrijven als ‘wat men zaait, dat zal men ook oogsten.’ Simpel gezegd: goede daden en gedachten leveren goede resultaten, en slechte gedachten en handelingen slechte. Goed of slecht zijn dit geval relatief, en duiden de mate waarin men overeenstemming met de geestelijke natuurwetten die in het heelal gelden. Karma is universele rechtvaardigheidwant het maakt uitzonderingen, net zo min als de wet van de zwaartekracht uitzonderingen maakt. Wat ons ook overkomt, ten positieve of ten negatieve, we hebben er ooit zelf de oorzaak voor gelegd.

Er zijn mensen die zeggen dat je door dat te zeggen, iemand naast het lijden dat hij al moet ondergaan ook nog een schuldgevoel aanpraat. Dat is wel een erg negatieve benadering van karma en het is te hopen dat veel mensen karma op die manier zullen gaan interpreteren. De positieve kant ervan is, dat men op elk moment de mogelijkheid heeft zaden te zaaien voor een betere toekomst en dat het ook zeker is dat die toekomst zal volgen. Aangezien alles met alles is verbonden, zaaien we niet alleen zaden voor onszelf, maar ook voor anderen. Of die zaden bij anderen zullen ontkiemen, ervan af of ze de zaden koesteren of in de kiem smoren. Karma is niet de macht van een wraakzuchtig opperwezen, maar daarentegen een aspect van het mededogen van de natuur. Het is de best mogelijke manier om te leren en in evolutie vooruit te gaan, om de innerlijke wetten van het heelal te leren kennen. Wanneer men pas met karma om kan gaan, begint men het lijden heel anders te bezien en kan men er bewust de vruchten van plukken. Ons lijden is een gegeven feit, waar we niet om heen kunnen. Maar als men het kan leren zien als een positieve werking van de natuur, kan men niet alleen gemakkelijker aanvaarden, maar tevens leren we inzien dat we daardoor de gelegenheid krijgen aspecten van onszelf te ontwikkelen die anders naar voren zouden komen. Kennis van de wet van karma geeft ons aan dat het geen zin heeft te kniezen over wat ons overkomt of de mensen of omstandigheden die de directe oorzaak lijken te zijn voor onze problemen te beschuldigen. Er is geen schuld bulten onszelf, dus wraak of wrok zijn zinloos en zouden aanleiding geven tot weer nieuw slecht karma voor onszelf. Vergevensgezindheid en het putten van de moed om uit de gegeven omstandigheden het beste te halen zijn positieve gevolgen van het begrijpen van de leer van karma. We leren met de natuur mee te vloeien in plaats van er halsstarrig tegen in te gaan. We leren het leven te zien als een aaneengesloten reeks van positieve mogelijkheden tot innerlijke groei.

Tot zover een beknopt en helaas onvol overzicht van enige leringen van het theosofische stelsel.

De theosofie kent geen vastgestelde dogma’s en regels, maar slechts een aantal fundamentele leringen. Door in die door te dringen, door er diep en ongeforceerd over na te denken, ontwikkelt men naast een steeds verfijnder verstand eveneens een eigen ethische grondslag. Theosofie kent geen uiterlijke vormen, zoals het zingen van religieuze gezangen, het doen van rituelen of voorgeschreven gedragscodes. Er geen uiterlijke discipline, die voorschrijft wat of hoe men moet eten, hoe men moet mediteren of hoe men zijn dag moet indelen. Ieder is volkomen voor zichzelf verantwoordelijk en de universele wet van karma is de enige die toekijkt. Hoewel er geen uiterlijke discipline bestaat, vergt het gaan van het pad van onzelfzuchtige geestelijke ontplooiing van nature een enorme innerlijke discipline. Een discipline echter, die gebaseerd is op inzicht, niet op blind geloof. Geen uiterlijke instantie zal u controleren en prijzen of berispen. Men handelt vrijwillig ten overstaan van niets minder dan het eigen hoger zelf.