<Other articles about karma> <Health – Table of Contents>
Karma is zowel barmhartig als rechtvaardig. Barmhartigheid en rechtvaardigheid zijn slechts tegengestelde polen van een enkel geheel; en barmhartigheid zonder rechtvaardigheid is niet mogelijk in de werkingen van karma. Dat wat mensen barmhartigheid en rechtvaardigheid noemen is gebrekkig, een dwaling en onzuiver.
– William Quan Judge
Hoewel karma vaak niet barmhartig op ons overkomt, is het de meest meedogende en effectieve manier om evenwicht te herstellen en de ziel te onderwijzen. Hoe pijnlijk ook voor het individu, is karma de best mogelijke hulpmiddel om de weg vrij te maken voor zelfgeleide evolutie die naar de open ruimten van de vrijheid leidt, en tenslotte van de mens een god maakt. Mensen hebben fouten gemaakt omdat ze niet altijd hun hoogste innerlijke stem hebben gevolgd en aldus aan zichzelf en anderen lijden hebben gebracht. Maar nooit is men verstoken geweest van voldoende licht om de juiste weg te vinden; er is de stem van het geweten; men krijgt te maken met de gevolgen van juiste en onjuiste handelingen als lessen voor de toekomst; men heeft een denkvermogen om die te interpreteren, en een vrije wil om te kiezen. Vaak wordt de nadruk gelegd op de onaangename aspecten van karma, maar net als in het geval zich onaangename omstandigheden voordoen, hebben we het feit dat we nog in veel andere opzichten gelukkig en gezond zijn evenzeer te danken aan karma. Ondanks tegenslagen kunnen we tegelijkertijd een heleboel geluk hebben en ook dat is het gevolg van wat we zelf hebben gezaaid.
Ziekte is een van de sterkste motivaties om er toe te komen diepere vragen over de betekenis van het leven te stellen. We zoeken een verklaring voor ons lijden en vragen ons af waarom God of de goden of de natuur die zo overvloedig schoonheid en mededogen tentoonspreidt, toestaat dat er zulk lijden kan bestaan. Behoren ziekte en rampen op de een of andere manier tot de meedogende werkingen van de natuur? De wet van karma betekent dat geen enkele gebeurtenis kan plaatsvinden zonder dat er een oorzaak voor is, en dat een onharmonieuze oorzaak onplezierige resultaten tot gevolg heeft. Maar is het een straf? We kunnen gerust stellen dat door mensen ontworpen straffen die hetzij voortkomen uit pure wraak, dan wel uit de geformaliseerde rechtvaardigheid van ons rechtssysteem nauwelijks als goddelijk beschouwd kunnen worden. Alle religies onderwijzen mededogen en vergevensgezindheid, maar ons rechtsstelsel blijft daar in veel gevallen onverschillig voor, tenzij de ontberingen die de veroordeelden worden aangedaan zijn bedoeld om zijn of haar innerlijk wezen te versterken, om de innerlijke groei te bevorderen zodat ze wellicht een stadium bereiken dat ze de misdaad nooit meer zullen plegen – niet uit angst voor gerechtelijke straf, maar dankzij een ontwaakt inzicht. Dat is de wijze waarop goddelijke rechtvaardigheid werkt: zij streeft altijd na wat het beste is voor de ziel, dat deel van ons dat na de dood niet vergaat maar dat incarnatie na incarnatie voortgaat zich te ontwikkelen.
Dat geldt ook voor ziekte. Ziekte is alleen in die zin een ‘straf’ dat hij door de wetten van de natuur wordt voortgebracht met de bedoeling de harmonie op de meest meedogende wijze te herstellen. Binnen dit theosofische kader is de beste reactie om wanneer ziekte of tegenslag zich aandient daar dankbaar voor te zijn, omdat ons diepere zelf, onze innerlijke god, van nature mededogend is en omdat de gebeurtenissen die op zulke momenten en in zulke situaties plaatsgrijpen door intelligentie worden bestuurd. Noch onze innerlijke god, noch enig wezen dat zelfbewuste goddelijkheid heeft bereikt – zoals mahātma’s, bodhisattva’s of de vele goden van de godsdiensten die de aarde kent – kunnen ingrijpen in karma omdat het een universele gewoonte van de natuur is. In feite zijn ze niet te scheiden van karma omdat in essentie alles in de natuur eenheid en harmonie is, behalve wanneer een individu voordeel zoekt ten gunste van zijn eigen geïsoleerde zelf. Karma is inderdaad universele rechtvaardigheid, maar dan meedogende, wijze en intelligente rechtvaardigheid, omdat alle wezens die de natuur leiden van nature met deze kwaliteiten zijn uitgerust.
Ziekte wordt teweeggebracht door elementale wezens, de onzichtbare en bijna automatisch werkende dienaren van de hogere krachten in de kosmos. De elementalen vormen natuurrijken die in zich in een lager stadium van evolutie bevinden dan de wezens die zich in het mineralenrijk manifesteren, maar niettemin vertegenwoordigen ze krachten die voor ons te sterk zijn om ze te kunnen vernietigen als we eenmaal een verbinding met hen hebben gelegd. Iedere gedachte en ieder gevoel kan worden gezien als een elementaal dat we in ons wezen hebben uitgenodigd. Soms ervaren we ze in ons bewustzijn op een negatieve manier: ieder moment dat iemand zich verliest in een emotionele toestand, zij het gulzigheid of woede, angst of haat, heeft hij de controle over zichzelf verloren en toont het karakter en de kracht van een of ander onontwikkeld elementaal wezen onder invloed waarvan hij is komen te verkeren. Deze elementalen hebben een sterke affiniteit met de mensheid. Zij kijken tegen ons aan op een manier die te vergelijken is met hoe wij tegen de goden aankijken. Maar wanneer iemand egoïstisch denkt of handelt, krijgen destructieve elementalen hun kans. Ze handelen automatisch en instinctief, even onpersoonlijk en gewetenloos als een elektrische stroom.
In de theosofische literatuur wordt gezegd dat ziekten hun oorsprong vinden in zo’n verlies van zelfbeheersing, hetzij in dit dan wel in een vorig leven. Dit is er de oorzaak van dat een schadelijk elementaal onze vitale aura binnendringt, en als we dit niet onmiddellijk met behulp van onze wil en aspiratie om betere dingen te doen verjagen, zal dat zaad groeien, en ziekte of een ander pijnlijk gevolg is het resultaat. Onze wil gebruiken op het moment dat zo’n negatieve impuls op dreigt te komen, is iets heel anders dan een ziekte met de wilskracht te onderdrukken wanneer deze zich manifesteert. Want iemand ‘kan inderdaad schijnbaar bepaalde lichamelijke ziekten genezen indien hij bepaalde van zijn inherente psychische vermogens aanwendt,’ maar het de resultaten
zijn niet goed. Alle ziekte is een zuivering, een reiniging. De wet van de natuur is dat het vergif eruit wordt gewerkt. Als dat niet gebeurt, vergiftigt dit het lichaam en het gestel nog erger dan voorheen; en de artsen van de toekomst zullen er volkomen van op de hoogte zijn hoe ziekte het lichaam uit geleid kan worden op zo’n wijze dat het lichaam daarvan helemaal geen schade ondervindt. Maar wees er heel voorzichtig mee om een ziekte terug te drijven, waardoor hij in de stroom van het bewustzijn wordt teruggeworpen, want vroeger of later komt het probleem toch naar buiten, hoe we ook ons best doen dat te voorkomen, en hij zal in kracht hebben gewonnen …
– G. De Purucker, Questions We All Ask, Reeks 2, nr. 11
Een ziekte terug te dringen door mentale kracht wordt speciaal afgeraden, omdat deze dan zijn werking zal manifesteren in onze mentale en psychologische natuur, een proces dat werking van karma alleen tijdelijk zal uitstellen. De gevolgen zullen onvermijdelijk terugkeren op een moment dat slechts een ‘tweede keuze’ kan zijn van de krachten van mededogen. Het tweede verschijnen van een ziekte die op onnatuurlijke wijze is onderdrukt vindt gewoonlijk plaats onder moeilijker omstandigheden dan de eerste keer. Het helen van een ziekte zou er daarom altijd op gericht moeten zijn om te proberen het lichaam op de meest natuurlijke en vredige wijze te helpen om te gaan met het probleem – maar laat het lichaam het doen. De ziekte niet te accepteren en er emotioneel van overstuur te raken is, afgezien van de onplezierige geestestoestand zelf, ook een oorzaak van toekomstige problemen.
Karma, zo zegt men, begint waar de verantwoordelijkheid ligt, en dat is in het denken. Onaangenaam karma begint met onharmonieus denken, zelfs als de gedachten niet in concrete daden worden omgezet. Deze mentale oorzaak gaat dan zijn eigen pad volgen, en de manifestatie ervan op het fysieke vlak is de uiteindelijke manier waarop een bepaald karma wordt afgeworpen wanneer dit zijn laatste stadium heeft bereikt. Terwijl moderne artsen en psychologen inzien dat ziekten psychologische oorzaken kunnen hebben, zijn die oorzaken zelf weer het resultaat van mentale activiteit waarvoor we zelf verantwoordelijk zijn. Alle psychologische omstandigheden waarin we onszelf bevinden – en waarvan de oorzaak graag bij anderen leggen – hebben hun oorsprong gevonden in onszelf, zelfs al kunnen anderen tot onze ontsteltenis de omstandigheden creëren die tot die toestand leiden. Om deze reden leerden de grote leraren van de mensheid ons geen psychotherapie, maar om op de juiste wijze te denken, gebaseerd op een juiste filosofie die resulteert in juiste ethiek en juist handelen. Werkelijke ethiek voorkomt ziekte en ongelukken en is bovendien de weg die onszelf tot goden maakt.
Omdat iedere gedachte en handeling een begin en een einde heeft en een bepaalde hoeveelheid energie in zich draagt, heeft ook ieder karmisch effect in zijn manifestatie een begin en een eind. Aldus komt een ziekte of rampzalige situatie tenslotte tot een einde, in sommige gevallen afgesloten door de meedogende hand van de dood. Door onze inspanningen om met de gegeven situatie om te gaan, wordt disharmonie uit het verleden omgevormd in waardevolle lessen, tenzij we ons met afkeer, geklaag, gebrek aan vergevensgezindheid of angst vastklampen aan onze frustratie. Ons leven gaat dan wellicht gebukt onder een voortgaande, zelfopgelegde last zelfs wanneer de oorspronkelijke situatie allang voorbij is. Een betere houding zou zijn om het goddelijke dankbaar te zijn als zich een ziekte aandient, en dankbaar te zijn wanneer hij weer over is. Laten we geen nieuwe oorzaken scheppen voor rampen door het koesteren van gedachten en het doen van dingen waarvan ons innerlijke gevoel van waarheid en harmonie ons zegt dat ze niet juist zijn. Dit innerlijke gewaarzijn is de stille stem van de god van mededogen. Er zijn geen wraakzuchtige goden in de hemel of elders die ons naar hun willekeur laten lijden. Noch is er een vergevende God die de zonden die we hebben gepleegd van ons wegneemt, want zelfs onze fouten en mislukkingen resulteren uiteindelijk, hoewel we hun pijnlijke consequenties moeten ondergaan, in wat voor ons het beste is. De Purucker moedigt ons aan: ‘Prijs de karmische aansporing; wees er niet bang voor. Kijk naar de essentiële goddelijkheid binnenin. Denk eraan dat alles wat gebeurt van voorbijgaande aard is, en dat je van iedere situatie kunt leren, en dat je door te leren verder ontwikkelt – een groots mens wordt, en van grootsheid overgaat in een gebied van nog alomvattender grootsheid’ (ibid., reeks 1, nr. 34).
Sommigen denken wellicht: dit klinkt allemaal heel mooi en verheven, maar als ik kiespijn heb, heb ik er weinig troost aan dat ik de pijn moet verdragen en karma moet accepteren in het geloof dat mijn ziel er wel door zal groeien. Het hogere deel van ons denken herkent de schoonheid van karma en mededogen, maar de persoonlijkheid waarin we ons dagelijks leven vertoeven lijdt en begrijpt er de zin niet van. Ze wil er alleen maar vanaf, en wil hulp. Gelukkig biedt de natuur volop assistentie. En het verlichten van een pijnlijke last hoeft niet in tegenspraak te zijn met het accepteren van karma. De natuur bevat heel veel middelen om te helpen ziekte te genezen of dragelijk te maken, dat wil zeggen, ons systeem te helpen door een proces van zuivering heen te gaan. Dankzij de wetten van de analogie vertonen het menselijk samenstel, de planten, de sterren en de mineralen allemaal fundamenteel analoge trillingsgetallen. Daarom kunnen bepaalde mineralen of planten als brandpunt dienen voor de karakteristieke trillingen die uitgaan van planeten of sterren en aldus helpen bij het herstel van de harmonie.
Er is geen volk op aarde, zelf niet onder de kleinste in de meest geïsoleerde gebieden dat geen kennis bezit omtrent medicinale planten. Deze kennis is gebaseerd op ervaring zowel als op oude kennis die aan de vroege mensheid is gegeven door goddelijke leraren. Aldus zijn grootse systemen ontwikkeld, zoals de ayurveda van India, de enorme Chinese kennis van planten en het herstellen van de energiebalans door middel van acupunctuur, en in het westen het systeem van de homeopathie, ontwikkeld door Paracelsus en Hahnemann. De moderne westerse medische wetenschap heeft op bepaalde gebieden erg veel succes, maar beschouwt het lichaam als iets dat onafhankelijk is van de meer subtiele aspecten van de menselijke constitutie. Zij richt zich meer op fysieke resultaten dan op de innerlijke oorzaken daarvan. Als een ziekte wordt vernietigd door zijn dienaren – de bacteriën en virussen – te doden, verschijnt hij wellicht ergens anders in het lichaam omdat de oorzaak niet is weggenomen. De ayurveda en andere systemen omvatten ook kennis omtrent diëten waaraan individuele mensen zich het best kunnen houden in overeenstemming met hun karakteristieke type en de aard van hun dagelijkse activiteiten. Als we een gezond fysiek en psychologisch evenwicht handhaven ontstaan de meeste ziekten niet, en als ze ontstaan zijn we sterk genoeg om ze aan te kunnen. Die kennis toe te passen is iets anders dat het onderdrukken of terugdrijven van een ziekte.
De natuur is vol schoonheid – boeddhische schittering of spiritueel licht is de essentie van iedere vorm van manifestatie – dus mogen we dan de middelen die zij ons aanbiedt om onze last te verlichten en onze pijn te verzachten niet gebruiken? Moeten we haar niet toestaan onze leraar en helper te zijn? We zijn aan alle kanten omringt door mededogen in de praktijk, maar we zijn zelf verantwoordelijk voor onze mentale en emotionele attitude. Zoals Gertrude van Pelt zei: ‘We bereiken waar we geestdriftig naar streven. De oneindige mogelijkheden van het universum liggen voor ons open, maar alleen degenen wiens toon in harmonie klinkt met de alles beheersende wet – de wet van mededogen – kan deelhebben aan de overwinningen daarvan!’
– Rudi Jansma
2002
Dit artikel is ook opgenomen onder Science > Health