Home » Het mechanisme van karma

Het mechanisme van karma

Print Friendly, PDF & Email

<Andere artikelen over karma>

 

Waarom weten we het verband tussen de door ons in een vorig leven gelegde oorzaak en het huidige karmische effect ervan niet? Als we dat wel wisten zouden we tenminste de rechtvaardigheid ervan kunnen inzien. Echter, het is alleen ons breinverstand dat het wil weten. Maar zou het fijn zijn als we het werkelijk wisten? Ik denk dat we dan met datzelfde breinverstand oplossingen zouden proberen te vinden, en door ons gebrek aan wijsheid zouden we de ware ziel eerder in de weg staan, en met ons denken steeds weer nieuwe illusies en dus karma creeren. Misschien is dat wel de reden waarom de natuur de dood heeft uitgevonden als een superdiepe slaap. Er was ooit een tijd dat de dood niet bestond, en er zal een tijd komen dat de dood niet meer optreedt, zeggen de heilige geschriften van de wereld. Maar ook nu is het zo dat Wijzelf nooit sterven, maar we verliezen wel tijdelijk het vermogen om de ziel te belemmeren, en we geven de ziel de gelegenheid om de essentie van onze aardse denk- en gevoelservaringen te verwerken.

 

Wat kunnen we zeggen over het mechanisme van karma, over de relatie tussen wat nu gebeurt en het gevolg ervan later? In de eerste plaats moeten we eraan denken dat een mens een gecompliceerd samengesteld wezen is. Als we onszelf gadeslaan – onze gedachten, gevoelen, aspiraties, inspiraties – zien we een voortdurende beweging, een voortdurende verandering, waar het een voortvloeit uit het ander. We nemen ook waar dat elk element in die beweging en de beweging zelf een indruk nalaat, een geheugenimpressie (ook al verdwijnt die misschien snel naar de achtergrond), een optekening die informatie zowel als energie bevat. Die energie kan ‘rusten’ voor ons bewustzijn, maar is onuitwisbaar, evenals de opgeslagen informatie. Er is een medium in de natuur – noem het de ether voor het gemak, of akasha – waarin die indruk en de bijbehorende energie ‘vertoeft’ tot het moment wanneer ze voor onze bewuste waarneming weer tot activiteit komt – als de muziek op een cd die wacht tot we hem opzetten. We maken in dat alles voortdurend keuzes. We kiezen ervoor een bepaalde gedachte- of gevoelslijn te volgen of niet, hem te versterken of te negeren, hem steeds opnieuw op te roepen of hem te stoppen op het moment dat hij zich weer aan ons bewustzijn wil presenteren. Zo bouwen we onze denkgewoonten en psychologische gesteldheid, onze zwakheid of kracht, onze laagheid of verhevenheid, kortom ons karakter. Geen karakter is volmaakt goed of volkomen slecht. Elke gedachte is een energie, opgesloten in een zaad dat eens zal ontkiemen. Een overwegend goed mens denkt ook wel iets ‘slechts’; iedere crimineel denkt en doet wel eens iets goeds – waarschijnlijk meer dan we op hem of haar projecteren. Aldus kan in een goed leven wel eens plotseling iets onaangenaams gebeuren, of in een zwaar leven iets prettigs. Er was eens op een eiland een gevangene die een lange straf uitzat. Toen er een vulkaanuitbarsting kwam was hij de enige overlevende omdat hij ‘veilig’ in zijn cel zat, en werd gered terwijl alle andere bewoners van het eiland van de natuur de ‘doodstraf’ hadden gekregen. Is dat rechtvaardig? Hoe werkt dat dan?

 

Alles wat we doen, voelen en denken wordt opgetekend. Herhaling vergroot de energie. Elke gedachte, elke emotie, elke handeling is uniek. Schijnbaar gelijke terroristische dan wel liefdadige handelingen kunnen heel verschillend gemotiveerd zijn, er kan voor de ene dader een heel andere gevoelswaarde achter zitten dan voor de andere – kijk maar eens naar hun ogen! De ware indruk die wordt opgetekend en de kwaliteit en kwantiteit van de energie die erbij hoort is uniek. Omdat deze uit ons bewustzijn voortkomen – die hun wortels hebben in onze ziel die dood en geboorte overleeft en degene is die werkelijk lijdt – blijft de indruk, het zaad, onverbrekelijk met ons verbonden. Al deze daden bij elkaar bepalen de kleur of het karakter van onze ziel – leshya in het Sanskriet. Er zijn overheersende indrukken en er zijn afgeleide indrukken, zoals bijvoorbeeld woede of zachtmoedigheid als karaktertrek, respectievelijk iedere aparte woedeuitbarsting of milde daad die uit die karaktertrek voortvloeien. Wanneer we sterven aan het einde van ons huidige leven hebben de indrukken en de energie voorlopig geen gelegenheid zich op het gebied van het stoffelijk lichaam, of het stoffelijke brein of hart te uiten. Ze zullen op een nieuw lichaam moeten wachten als bloemenzaden op het volgende voorjaar of de regentijd. Maar een ‘wet van behoud van informatie en energie’ zorgt ervoor dat ze niet vergaan, nooit zullen vergaan, totdat de energie en informatie op zijn. Er vindt een plotselinge aangename of onaangename gebeurtenis plaats in ons leven – in feite gebeurt dat een eindeloos aantal keren per dag – en deze noemen we dan met ons breinverstand ‘goed’ of ‘slecht’, prettig of onprettig, rechtvaardig of onrechtvaardig, maar onze ziel weet wel beter. Vandaar dat de Bhagavad Gita zegt dat “de wijze gelijkmoedig is onder alle omstandigheden”, niet omdat hij zich als een soort spirituele macho zit te verbijten en slechts naar buiten toe rustig en ‘wijs’ blijft, maar omdat de wijze een werkelijk ontwaakt mens is bij wie het bewustzijn versmolten is met de wijsheid van zijn ziel. Of op zijn minst omdat hij of zij inziet dat zo’n oordeel zinloos en schadelijk is. Elke karmische gebeurtenis brengt iets teweeg in ons denken en voelen, waardoor we gelijk weer nieuwe zaden zaaien en opladen met energie. Alleen werkelijke gelijkmoedigheid kan dat verhinderen. Het belangrijkste aspect van de leer van karma – waarschijnlijk de voornaamste reden waarom deze aan de mensheid is onthuld – is dat we onze eigen toekomst bouwen, individueel en in interactie, van onszelf, van onze familie, onze groep, ons volk, van de mensheidsperiode waartoe we behoren. In ons keuze-aspect van karma zijn we verantwoordelijk voor onszelf alleen, in het mededogen-aspect ervan zijn we medeverantwoordelijk voor alles waarmee we verbonden zijn – en zoals de grootste oosterse wijzen hebben gezegd: alle wezens zijn met alle andere verbonden, zelfs met die in het verst afgelegen universum.

 

Een moeilijke vraag heb ik altijd gevonden hoe de relatie is tussen de handelingen van mijzelf als bewust wezen en een anorganische reactie die ooit plaatsvindt. Bijvoorbeeld, iemand plant een vakantie naar een ver land om te relaxen en van zon en zee te genieten – en wordt gedood door een tsunami. Hij ondergaat precies hetzelfde lot als de lokale bevolking, mensen op hele andere plaatsen op aarde die tot heel andere rassen behoren en een hele andere geschiedenis achter zich hebben, ook al zou men duizend van hun incarnaties terug kunnen kijken. De vloedgolf werkt zonder aanzien des persoons. Hetzelfde geldt voor een steen die van het dak valt op iemands hoofd. Misschien ligt die steen er al eeuwen, en hij weet van niets. Heeft een onzichtbaar duiveltje dat karma dient die steen op het juiste moment een duwtje gegeven? Of heeft de bescherm“engel” van de voorbijkomende toerist in feite zijn plan voor hem gemaakt en zijn reis geboekt, met voorbedachte rade, omdat de juiste tijd was aangebroken? Wat blijft er dan over van onze vrije wil? Dit lijkt moeilijk te accepteren, tenzij we kunnen accepteren dat de aarde zelf een levend wezen is waarvan wij deel uitmaken en waarin alle innerlijke principes die ook deel uitmaken van de mens eveneens deel uitmaken; dat er een groter denkvermogen bestaat en een grotere ziel die een wijsheid die overzicht heeft. De handeling die we verrichtten heeft een stoffelijk aspect, een gevoelsaspect en een mentaal aspect. Al deze aspecten zijn verbonden met onze ziel. De ziel kent de ware betekenis en oorsprong van de handeling. Alle aspecten worden opgetekend, zowel in onze eigen aura als in die van de kosmos waarvan we deel uitmaken. Een vriend zij eens tegen me: als je bedenkt hoe ingewikkeld zelfs de kanalen en processen en relaties binnen het menselijk of dierlijk lichaam al zijn, hoe ongelofelijk gecompliceerd en genuanceerd, intelligent en wijs moeten dan diezelfde dingen niet zijn als het gaat om de ziel – de ziel van de mens, van de aarde – van het heelal? Hierin, denk ik, ligt deels het antwoord.

 

Elke cel van ons lichaam heeft zijn eigen gecompliceerde en variabele magnetische en elektrische veld, en op zijn membraan talloze receptoren om informatie die van buiten tot hem komt te detecteren. Dat geldt ook voor ons hart en onze hersenen. Ook de aarde heeft een steeds bewegend magnetisch veld. Het leven zelf, prana, wordt als een energie,  levenskracht beschreven, in sommige opzichten verwant aan elektriciteit. Dat geldt dan ook voor de aarde. Geen cel van ons lichaam blijft onaangedaan door de magnetismen van onze ziel, en de ziel is intelligent en wijs. Zou het dan niet kunnen zijn dat elke mens, elk dier, elke plant, steen of waterdruppel zich richt naar de intelligente magnetismen van de aarde? Karma is een absolute wet, maar geen starre wet. De loop van karma is onderhevig aan de intelligentie en het inzicht van boeddhi, de onderscheidende ziel. Op vele wijzen kan karma tot uiting komen. Karma is minstens zo subtiel en complex in zijn werking als de fysiologische en elektrische verbindingen en processen die in ons stoffelijke lichaam plaatsvinden.

 

We kunnen de loop ervan zelfs beïnvloeden, omdat karma een aspect van energie heeft, en energie langs diverse kanalen kan worden geleid. Maar het zou onverstandig zijn dit te proberen anders dan door zelfveredeling, want als we ons eigen denken vooropstellen, boven de wijsheid van de ziel of de natuur, creëren we alleen maar meer ellende dan nodig is.

 

De energie van karma moet hoe dan ook haar werking hebben en werkt volgens het karakter van haar inherente informatie. Onze vrije wil bestaat niet uit de keuze van onze uiterlijke handelingen, want onze handelingen zijn zelf gevolgen, verschijnselen die aan de oppervlakte treden na een lang proces van voorberieding. Vrije wil bestaat alleen daar waar we werkelijk keuzen kunnen maken: of we ons gezicht naar de illusie keren dan wel naar de waarheid. Een hogere religie dan de waarheid is er niet. Karma bewijst dat we deel uitmaken van de processen van Gaia, de aarde als wijs wezen, en van het heelal waar wij en onze aarde deel van zijn. We hebben niets te vrezen.

 

Een ander aspect van de werking van karma dat we in ogenschouw moeten nemen is het feit dat karma een wet is is die werkt op alle gebieden waaruit de menselijke constitutie bestaat. Karma is geen materiële, mechanische wet. Elke beweging van ons denken, voelen, spreken en handelen strekt zich uit over de diverse gebieden van ons zijn. Die ‘gebieden van ons zijn’ zijn behalve het grofstoffelijke het fijnstoffelijke, het astrale, het mentale, causale, geestelijke en goddelijke in ons. Deze gebieden zijn van elkaar gescheiden zoals water, ijs en waterdamp enz. van elkaar zijn gescheiden, maar zijn in wezen één en hetzelfde water, dat al naar omstandigheden aan eigen wetmatigheden beantwoordt – bijvoorbeeld ijs valt omlaag, terwijl waterdamp opstijgt, enz. Een mentale gebeurtenis heeft invloed op het astrale, en dat weer op het grofstoffelijke, lichamelijke gebied. Een astrale, emotionele gebeurtenis heeft zijn invloed op het stoffelijke en het mentale. Alle zijn ze ‘ondergeschikt’ aan het causale, oorzakelijke gebied – de diepere bron van alle denken, voelen en handelen. Uiteindelijk is dit alles deel van ons diepste wezen, ātman: het komt eruit voort en keert ertoe terug. Elke manifestatie op het gebied van ons dagelijkse bewustzijn heeft haar wortels in onze goddelijke kern (ātman), maar het denken is de verantwoordelijke kiezer en transformator van de in oorsprong goddelijke impuls, ten goede of ten kwade. Als we dus de werking van karma werkelijk zouden willen kunnen begrijpen, zouden we de wetmatigheden van alle betrokken gebieden en hun ineractie moeten kennen en begrijpen. Begrippen als tijd en ruimte behoren tot ons materiële gebied, maar hebben geen of een heel andere betekenis op de subtielere gebieden. Het ‘zaad’ van karma dat we zaaien, bevat reeds de oogst, maar een zaad is meer dan alleen een rangschikking van stoffelijke atomen – het omvat alle gebieden die de monade van dat zaad heeft ontwikkeld. Alleen hoge ingewijden in de occulte wetenschappen, die bewust hebben kennisgemaakt en kunnen functioneren op die gebieden, kunnen de werkingen daarvan begrijpen. Die werkingen zijn van intelligente en geestelijke aard. Karma is een intelligente en geestelijke wet. Vandaar dat men zegt dat alleen een boeddha karma werkelijk kan begrijpen.

 

Het zou een grote vergissing zijn karma met de materiële wetten die wij kennen te willen vergelijken. Zelfs de schijnbaar eenvoudige wetmatigheden van stotende biljartballen of chemische processen zijn veel gecompliceerder dan ze op het eerste gezicht lijken. Geen twee atomen zijn volkomen identeit aan elkaar en aan zichzelf op verschillende momenten, en elk heeft een eigen monadische essentie. Maar gewoonlijk wordt karma alleen in verband gebracht met bewuste wezens: alleen bewustzijnen kunnen keuzes maken en de gevolgen daarvan ervaren.

 

Nog een andere benaderingswijze om zich een beeld te vormen van hoe karma eigenlijk werkt, is in de beschouwing te betrekken dat elke gedachte en elk gevoel zich hecht aan een levende entiteit, een elementaal, die dan ‘automatisch’ de karakteristiek van die gedachte uitvoert. Elke gedachte/gevoel of beweging van het bewustijn heeft een eigen gecompliceerd informatiedragend frequentiepatroon – om het in enigszins wetenschappelijke woorden te gieten – en een eigen fijnstoffelijk voertuig met een karakteristieke ‘moleculaire’ opbouw. Dit geheel verbindt zich met verwante frequenties van de ziel, en blokkeert (en stimuleert?) deze, beinvloedt deze in zijn activiteit. Het aantal van zulke karma’s is schier oneindig en elk ervan blijft zijn specifieke taak op daartoe geëigende  momenten vervullen totdat zijn energie is uitgewerkt, of door een tegengesteld karma wordt verwijdert – of gezuiverd, zoals sommigen het uitdrukken. Pas als een wijs mens volkomen controle heeft verkregen over zijn denken en volledig gehoorzaamt aan de geestelijke en goddelijke intentie die aan elke gedachte/handeling te grondslag ligt, staat hij op dit gebied boven karma, ‘maakt’ geen nieuw karma meer, zelfs al handelt hij voortdurend in de stoffelijke wereld, en wordt alleen nog beinvloed door vroeger door hem gemaakt karma dat nog niet volledig is uitgewerkt. Een voorbeeld van zo iemand (naast vele anderen) was Krishna, die een in een menselijk vorm geincarneerde godheid was, en zich daardoor uiterlijk als mens moest gedragen.

 

 

<Andere artikelen over karma>